Impressie van de bespreking op 8 oktober
Vaststelling hoofdstuk A, bespreking onderdelen hoofdstuk B
De concept kerkorde opent met een algemeen hoofdstuk over de kerken, Bijbel en belijdenis en de reikwijdte van de kerkorde, hoofdstuk A. Dat hoofdstuk is tijdens de lv/gs-vergadering van 24 en 25 september uitgebreid besproken. De Werkgroep Toekomstige Kerkorde (WTK) heeft in de tussenliggende weken alle aangenomen amendementen (inhoudelijke voorstellen ter verbetering) verwerkt. In de vergadering van 8 oktober wordt nog een nieuwe formulering aangenomen voor de vorm waarin de kerken zich binden aan de drie formulieren van eenheid. Ze worden de basis genoemd voor de eenheid van de kerken. Om aan te geven dat het niet zozeer om het verleden van de kerk maar om de richting voor de toekomst gaat, wordt nog toegevoegd: ‘om daarop gezamenlijk voort te bouwen.’ De nieuwe tekst van hoofdstuk A wordt met algemene stemmen aangenomen, evenals de voorgestelde tekst van het verbindingsformulier.
Hoofdstuk B gaat over de ambten. Met het oog daarop kiest synodevoorzitter Melle Oosterhuis bij zijn opening op 8 oktober voor een gedeelte uit 1 Timoteüs 3. Hij benadrukt dat de orde in de kerk bijdraagt aan de missie van de kerk, aan de komst van het koninkrijk van de Heer. Hij roept op om bij de vaststelling van kerkordeartikelen te onderscheiden waar het op aan komt. Aan het begin van de vergadering belijden de aanwezigen samen hun geloof door het zingen van het lied ‘Heer, U bent mijn leven, de grond waarop ik sta.’
Frans Schippers, voorzitter van de landelijke vergadering, bindt de afgevaardigden op het hart: ga aan het werk als dé generale synode van de Nederlandse Gereformeerde Kerken, denk dus vanuit het geheel. Ook benoemt hij nogmaals dat de bespreking gevoerd wordt vanuit vertrouwen in elkaar en in de WTK. Jan van Dijk (WTK) voegt daaraan toe: het gezamenlijke belijden van Christus is de maatstaf. We zijn één en gaan in die geest samen aan de slag.
Vandaag wordt een begin gemaakt met het fijnere werk, de artikelsgewijze bespreking van hoofdstuk B en C. Tijdens de eerste ronde van de bespreking wordt ingezoomd op de vraag: wie behoren er tot de kerkenraad (predikanten, ouderlingen en/of diakenen), kan dat lokaal verschillen of moet dat in de KO vastgelegd worden? Uiteindelijk wordt de formulering in de concept kerkorde gehandhaafd: de kerkenraad legt in de plaatselijke regeling vast in welke samenstelling hij bevoegd is tot het nemen van welke besluiten (B2.2).
Art. B.4 tot en met B.7 gaan over roeping, opleiding en levensonderhoud van predikanten, en over predikanten met een bijzondere taak. Inleidend wordt opgemerkt dat er momenteel ook een werkgroep is die zich verdiept in en met een visie komt op de het ambt van predikant. Er wordt inhoudelijk uitgebreid over deze artikelen doorgesproken, maar wijzigingsvoorstellen worden niet aangenomen. Art. B.4-B.7 kunnen daarom de volgende keer in deze vorm vastgesteld worden.
Art. B3, B8 en B20 gaan over de verschillende bevoegdheden van predikanten en kerkelijk werkers. De concept kerkorde regelt dat mensen die wel een theologische studie hebben gevolgd maar geen predikant zijn geworden, wel mogen preken maar niet de sacramenten mogen bedienen. In een missionaire situatie kan daarvan afgeweken worden. Ook na bespreking door de vergadering blijft die beperking in de concept kerkorde staan.
Art. B.9 tot en met B.13 bevatten regelingen voor het beëindigen van het predikantschap. Hierbij is door de WTK al een nieuw tekst voorgesteld, waarin de landelijke commissie een grotere rol speelt, omdat het begeleiden van een conflict of een losmaking een zware taak os voor regiogemeenten. De afgevaardigden waren het er over eens dat zo tijdig mogelijk deskundigheid inroepen gewenst is.